
Elke keer als ik mensen hoor zingen, verbaas ik mij erover wat een debiele bezigheid dat toch eigenlijk is. Tuurlijk, het kan prachtig zijn om te horen (zeker in combinatie met andere geluiden zoals bijvoorbeeld van een muziekinstrument), maar dat doet niet af aan de gekheid van het geheel. Want wat dacht de eerste persoon die ooit een liedje zong eigenlijk wel niet?
Waarschijnlijk was dat zoiets als: “goh, de liefde, die zit me toch wel dwars hoor. Daar moet ik eens wat mee gaan doen. Zal ik erover gaan vertellen? Hmm, nee dat is te saai. Oe oe, ik heb het! Ik ga er heel langzaam met een moeilijke stem over vertellen! Ja!! En dan wissel ik de hele tijd van toonhoogte om de boel nog verwarrender te maken. Eigenlijk doet het er dan helemaal niet meer toe wat ik vertel, maar ik kan er vast wel geld mee verdienen. Chill! Nou daar gaat ie. We hebben een L, we hebben een A… Lalala…’
En tof dat mensen het vonden joh! Sindsdien is ongeveer 5 procent van de wereldbevolking gek aan het praten op verschillende toonhoogtes. Er gaan miljarden om in de gek-pratenindustrie en zelfs de meest wanhopige dakloze kan altijd nog proberen om een paar centjes bij elkaar te sprokkelen door onder een brug of in een metrostation gek te gaan praten met een omgekeerde hoed op de grond.
Het is gek, maar wij mensen vinden dat kennelijk mooi.
Misschien moest ik ook maar eens wat vaker gek gaan praten onder de douche, maar dan alleen over nuttige dingen. Wie weet kan ik dan ooit een jaartje eerder met pensioen.