40.000 jaar geleden hingen alle huizen er vol mee: grotkunst. Als je er een beetje bij wilde horen, moest je natuurlijk wel een kleine bison of speer aan de muur hebben hangen. Als je écht een welvarende holbewoner was kocht je nog een vuurtje erbij zodat je er ook naar kon kijken, maar dat was niet voor iedereen weggelegd. Wel kon iedereen zelf gewoon wat kunst op zijn grotmuur krabbelen, en dat werd dan ook overal gedaan. De populariteit van grotschilderingen kende hoogtijdagen. Vandaag is dat allemaal heel anders.
Wie heeft er vandaag de dag nog een lelijke krabbel van een bison aan de muur hangen? Wijzelf eigenlijk vrijwel nooit, tenzij mijn kinderen weer eens vergeten dat ze niet op de muren mogen tekenen. Het is heel gek, maar ergens in onze evolutie is de grottekening compleet uit de mode geraakt. Tegelijkertijd vinden we wel de meest bizarre andere krabbels mee (echt, check die moderne kunst eens en je lacht je rot om onze soort). Wat is er dan zo fundementeel anders dan 40.000 jaar geleden?
Ten eerste hebben niet zoveel mensen meer een grot. Zeker in Nederlands was er altijd een enorme woningschaarste op de grotmarkt, aangezien ons vlakke polderlandschap natuurlijk compleet ongeschikt was voor dit type woning. En onze polderschilderingen spoelden allemaal gelijk weg bij de eerste regenbui, dus daar zie je niks meer van. De uitvinding van het huis was uiteindelijk de definitieve doodsteek voor de grotschildering. Maar er is nog een verandering: de uitvinding van de fotolijst. Doordat we onze grotschilderingen tegenwoordig op een doek in een lijst hangen, kan je je grotschildering ook nog eens verplaatsen. En dat is natuurlijk superhandig!
Gek eigenlijk dat we in de geschiedenis eigenlijk nooit zo vaak stil staan bij de uitvinding van de foto/schilderlijst. Zonder die vooruitgang zouden we nu nog steeds allemaal bizons op onze muren aan het kalken zijn.