Vanmorgen ben ik me rot geschrokken in de bus. Dat kwam niet door het ongeluk waar we voorbij reden (goh, hoe verrassend: een Volvo) of het feit dat die buschauffeur mij zo intens onwelkom aankeek, maar dat kwam vooral door een reeks angstaanjagende openbaringen die ik plotseling kreeg. Het was namelijk voor het eerst sinds de coronacrisis anderhalf jaar geleden begon, dat ik weer eens in de bus zat. Ik was op weg naar het huis van mijn ouders, om daar op een andere plek dan thuis rustig thuis te kunnen werken. Maar tijdens dat ritje schrok ik me de spreekwoordelijke pleuris, en dan ook nog eens met een hoedje erbovenop.
“Vroegah” ging ik namelijk elke dag met de bus naar mijn werk. Dat vond ik verschrikkelijk. Nu vind ik die bus misschien nog wel verschrikkelijker dan eerst, omdat ik het met een frisse blik in al zijn treurigheid ervaar. Sowieso zit je dan weer een ruim half uur in de kreukels op een ongemakkelijke stoel, maar het ergste vind ik dat ik ineens weer met allemaal andere mensen te maken heb. Eerst lukte het nog wel om wat lege stoeltjes om mij heen te hebben, maar tijdens de laatste halte was ik ingebouwd en zaten er minstens 5 wildvreemden in mijn anderhalve meter. Zeker één daarvan had parfum op (moet dat nou?) en allemaal wenste ik ze liever naar een andere plek die heel ver weg was van mij.
Eenmaal uitgestapt kon ik niet anders dan tegen treuzelende mensen opbotsen, om me vervolgens weer te vergapen aan de compleet onnavolgelijke fashion van bepaalde hippe mensen die weer overduidelijk op weg waren naar hun gebruikelijke niet-essentiële functies om over lucht en Excelletjes te zwetsen. Kom op man, er liep zowaar een gast in puntige clownsschoenen met een zwaar gekrompen broek over straat, zonder dat het als flauwe grap was bedoeld. Ik zal die fashion werkelijk nooit begrijpen.
En wellicht was die hippe mafketel de druppel die mijn emotionele emmertje deed overlopen. Ik wil dit niet. Ik wil niet terug naar “normaal”. Normaal vind ik stom. Ik wil geen mensen die ik niet ken in mijn anderhalve meter. Ik wil niet elke dag in de bus. Ik wil niet dat het niet-essentiële onzinwerk van iedereen zogenaamd weer belangrijk moet worden. Ik wil niet dat de marketing weer ongeremd haar onzin over ons uit kan gaan storten. Ik wil niet dat iedereen weer ongeremd schijt aan elkaar mag hebben omdat we zo druk bezig zijn met ons eigen kleine dingetje. Ik wil niet dat we makkelijk kunnen vergeten dat wij mensen als een gigantische plaag ongedierte deze aarde (=onszelf) naar de knoppen helpen met z’n allen. Ik wil zoveel dingen niet meer, en door corona realiseer ik mij dat meer dan ooit.
Maar helaas: bijna feestelijk wordt het einde van de maatregelen aangekondigd. Straks mogen we weer “normaal” doen. Straks gaan we zien dat we als samenlevende diersoort helemaal niets van dit alles hebben geleerd. Corona is een onvoorstelbaar dure les, waar we allemaal maar al te graag ons kop voor in het zand steken. Eenmalig 500 euro extra voor de zorg? Dat, en miljoenen doden over de hele wereld is alles wat hiervan overblijft. Niet meer dan dat.
En daar kan ik als simpele gast best bang van worden. Is die gare samenleving nu wat ons mensen maakt? Waarom maken we de boel niet grondig beter nu we inzien waar onze zwakke plekken zitten? Waarom pakken we de zorg niet aan, onderwijs, wetenschap, klimaat, gelijkheid, respect, overbevolking, ontwikkelingshulp, internationale samenwerking… noem maar op. Op alle gebieden kan het beter. Maar wat gebeurt er? Een beetje argwanend klagen over de wetenschap terwijl je zompige vetkwabben zogenaamd magnetisch worden omdat je op straat iemand tegenkomt die is ingeënt.
Één woord: Bah. Zolang wij ons lesje niet leren en gewoon op oude voet door blijven aanmodderen met zijn allen, mag die volgende golf wat mij betreft best blijven komen hoor. Keer op keer. Ooit zal het kwartje toch een keer moeten vallen zou je denken?